[Taalmeester]
TAALMEESTER, z.n., m., des taalmeesters, of van den taalmeester; meerv. taalmeesters. Van taal en meester. Iemand, die aan de huizen zijner leerlingen onderwijs in eene of meer talen geeft: het is onze Engelsche taalmeester. Wanneer iemand zijne leerlingen gezamenlijk aan zijn eigen huis in het Engelsch onderwijst, noemt men hem eenen Engelschen schoolmeester. En even zulk een onderscheid is er ook tusschen eenen Franschen schoolmeester, enz. en eenen Franschen taalmeester, enz.