[Taalminnaar]
TAALMINNAAR, z.n., m., des taalminnaars, of van den taalminnaar; meerv. taalminnaren, of taalminnaars. Van taal en minnaar. Een beminnaar van de navorsching van den aard en de regelen van eene of meer talen: tot meerder nut en voordeel voor den taalminner. Kluit, bij wien men elders, in plaats van dit woord, dat van taallievende vindt.