[Sulmaand]
SULMAAND, sullemaand, z.n., vr., der, of van de sulmaand; zonder meerv. Bij Kil. sprokkelmaand, anders sulle, en selle, of sellemaand, genoemd; welke benaming, volgens den geleerden M. Tijdeman, ontleend is van sel, sol, of sul, onrein, om dezelfde reden als hornung, mede eene benaming dezer maand, van horig, vuil, onrein, en sporkel (sprokkel) van spurcalia, en dit van spurcus, onrein, afkomstig is; zoo dat sullemaand, even als sprokkelmaand, die maand zou geweest zijn, waarin men gewoon was, een feest