Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Stuifzwam] STUIFZWAM, z.n., vr., der, of van de stuifzwam; zonder meerv. Van stuiven en zwam. Een plantengeslacht, dat onder de paddestoelen gerangschikt wordt: gesteelde stuifzwam, gestraalde stuifzwam, pokkige stuifzwam, enz. Vorige Volgende