[Strijkstok]
STRIJKSTOK, z.n., m., des strijkstoks, of van den strijkstok; meerv. strijkstokken. Verkleinw. strijkstokje. Van strijken en stok. Een stok, waarmede men eene maat afstrijkt: de maat moet geschud worden, voor dat men den strijkstok opvat. Er blijft te veel aan maat en strijkstok hangen, is, zij, door wier handen het gaat, nemen te veel daarvan naar zich. In dezen zin verwisselt Kil. strijkstok met strijker. Voorts het werktuig, waarmede men op eene viool speelt, bij Kil. strijcksteck, en strijckstecksken.