Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 737]
| |
zaam: mijne ledematen worden dagelijks strammer. Zij is stijf en stram van de jicht. Een stram slot is zoodanig een, dat bezwaarlijk open en toe gaat. Van hier stramheid, strammen, bij Camph. - strammigheid, enz. Dit woord schijnt verwant aan stremmen, en zijne beteekenis eveneens aan zijnen klank verschuldigd. In het hoogd. wordt het in plaats van straf gebruikt. |
|