[Stinkbok]
STINKBOK, z.n., m., des stinkboks, of van den stinkbok; meerv. stinkbokken. Verkleinw. stinkbokje. Van stinken en bok. Eigenlijk, een stinkende bok, zoo als stinkbonsem een stinkende bonsem, en stinkmossel een stinkende mossel, is; maar deze drie zamenstellingen worden veelal oneigenlijk gebruikt, en dan is een stinkbok evenveel als een stinkaard: wie heeft ooit zulken stinkbok van eenen ka[...] gezien? Zoo ook stinkbonsem en stinkmossel; schoon het laatste veelal voor een vuil, slecht vrouwspersoon genomen wordt.