[Stilstand]
STILSTAND, z.n., m., des stilstands, of van den stilstand; zonder meerv. Van stil en stand, zie stil. De daad van stil staan: het water komt tot stilstand. Bijzonderlijk, de stand der zon aan de keerkringen: hebben wij haast stilstand van de zon, of zonnestilstand? Eene stremming van den loop des bloeds: zij kreeg eenen gevaarlijken stilstand in haar bloed. Eene wederzijds bepaalde opschorting van krijgsverrigtingen: het is stilstand van wapenen. Het stil staan op eenen kwaden weg: hij is eindelijk tot stilstand gekomen.