[Stilletje]
STILLETJE, z.n., o., van het stilletje; meerv. stilletjes. Bij Kil. stille. Een zoogenoemd gemakkoffertje, 't welk men in de ziekenkamers plaatst; maar oulings een heimelijk gemak over het algemeen, waarop men zich in stilte ontlast; hij zit op het stilletje, of de stille. Een dwaes wijf en schoen is een suverlic tempel op een stil getimmert. Velden. En nergens nut toe zijn als slechts tot stoel of stil. J. de Deck. Eñ si maecten re cleine stillecameren. Bijb. 1477; In onze overzetting staat: en maeckten dat tot heijmelicke ge-