[Stegelreep]
STEGELREEP, z.n., vr., der, of van de stegelreep; meerv. stegelreepen. Van stegel en reep. De reep, waaraan de stijgbeugel hangt: gesp de stegelreep wat lager. Ook wel eens de gezegde reep, met den daaraan hangenden beugel, als een enkel ding beschouwd: hij bleef met den regter voet in de stegelreep hangen.
Stegelreep, hoogd. stegereif, Strijck. stegraif, Zwabenspieg. stegeraif, is deszelfs voorste gedeelte aan stegen, stijgen, klimmen, verschuldigd. Zie stijgen.