[Steevoogd]
STEEVOOGD, z.n., m., des steevoogds, of van den steevoogd; meerv. steevoogden. Van stee, stede, stad, en voogd. Ook stadvoogd, en krijgsvoogd: de krijgsvooght, wien de wacht en toezicht was belast. Vond. Een bevelhebber, die het oppergezag over eene bevestigde stad en derzelver bezetting voert: vergeefs poogde men den steevoogd tot de overgave te bewegen. Van hier steevoogdij, en steevoogdijschap.