[Steenesch]
STEENESCH, z.n., m., van den steenesch; meerv. steenesschen. Verkleinw. steeneschje. Van steen en esch. Een bijzonder slag van esschen, dat kleiner, dan het gewone, is: steenesch met rondachtige bladeren. Wij krijgen de Kalabrische manna van den steenesch met gezaagde bladeren, die daarvan den naam van Mannaboom bekomen heeft.