Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 659]
| |
Al wat van steen, en uit steen vervaardigd, is: een steenen muur, pilaar, standbeeld, vloer, enz. De steenen man, op den zeedijk bij Harlingen, is een gedenkteeken van de indijking van Vriesland. Overdragtelijk is een steenen hart een onbewegelijk, ongevoelig, hart: zoo veel ellende moet een steenen hart breken. In den Bijbel staat het tegen over een vleeschen hart, en beteekent het een onbekeerlijk gemoed. |
|