[Stamhuis]
STAMHUIS, z.n., o., van het stamhuis; meerv. stamhuizen. Van stam en huis, in de beteekenis van geslacht. Het huis dat van iemand afstamt: Davids stamhuis lag in eene diepe vernedering weggezonken. Zijn stamhuis zal op aarde bloeijen. L.D.S.P.