[Stadsslot]
STADSSLOT, z.n., o., van het stadsslot; meerv. stadssloten. Van stad en slot. Een kasteel, dat nevens eene stad ligt, en hare voornaamste sterkte uitmaakt: toen de stad veroverd werd, week de bezetting in het stadsslot. Als mede een hangslot, dat van stadswege meermalen buiten aan de deur van een huis wordt gehecht: er hangt een stadsslot aan dat huis. Men stelde zijn schip in verzekering, door middel van eene ketting, met een stadsslot daaraan.