[Spraaktoon]
SPRAAKTOON, z.n., m., des spraaktoons, of van den spraaktoon; meerv. spraaktoonen. Van spraak en toon. De meerdere nadruk, die aan deze of gene bijzondere lettergreep van een woord gegeven worden moet: de spraaktoon valt, of rust, in bevel, op de laatste, en in gevel, op de eerste lettergreep. Anders klemtoon.