[Sponde]
SPONDE, z.n., vr., der, of van de sponde; meerv. sponden. Eigenlijk, even als spinde en spint, eene ruimte, die iets bevatten kan. In het gebruik, een beddestel, en bijzonderlijk deszelfs voorkant: knielende tegens de sponde van zijn bedt. Hooft. De Koningin was op de goude sponde aengezeten. Vond. In den hoeck van het bedde, ende op de sponde van de koetse. Bijbelv. Zamenstell.: bedsponde.
Sponde, hoogd. ook sponde, ital. en middeleeuw. lat. sponda, is naauw verwant aan spinde en spint.