vliegen op het spits in d'Ottomansche maen. Vond. Prins Maurits beet door 't spits van 't Arragonsch geweld. D. Deck. Het spits afbijten (niet het spit afbijten) is, het grootste gevaar van eenige onderneming op zich nemen: Om 't spits af te bijten. Hooft. Het spits bieden is, de punt bieden, tegenstand bieden: men biede het spits. Vond. Van hier het vrouwelijk z.n. spits, spitsachtig, spitsen, spitsheid, spitsig. Zamenstell.: spitsbaard, spitsboef, spitsboor, spitskop, Kil. spitsmuis, spitsneus, spitsregt, scherp regt Kil., spitsroede, spitsvindig, spitszinnig.
Spits, Kil. ook spitsch, hoogd. spitz, is naauw verwant aan spit, enz.