Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 557]
| |
trekken, geen deel aan het speldje prikken te nemen. Hooft. - Spelden zoeken, is, overdragtig, voorover gebukt gaan, spelden op eenen hooizolder zoeken, vruchteloos werk doen. Ergens een speldje, of speldetje, bij steken, iets niet verder aanroeren, daarvan afstappen. Van hier spelden. Zamenstell.: speldegeld, geld, dat boven de kooppenningen ten behoeve van des verkoopers vrouw wordt betaald, speldemaker, speldenbak, speldernieuw, bij Kil. evenveel als splinternieuw, of spiksplinternieuw, bij Halma, speldernieuw, spikspeldernieuw, (spiegelnieuw, nagelnieuw), speldewerk, speldewerken, enz. Bakerspeld, haarspeld, knopspeld, parelspeld, prikspeld, enz. Speld, spelde, Kil. spelle, vries. spjelde, ital. spillo, is verwant aan spil. |
|