[Speelbal]
SPEELBAL, z.n., m., des speelbals, of van den speelbal; meerv. speelballen. Verkleinw. speelballetje. Van spelen en bal. Eigenlijk, een bal, waarmede men speelt: zijn speelbal vloog in de glazen. Overdragtelijk, een voorwerp van spotternij: hij was de speelbal van het gansche gezelschap. Al wie door eens anders listige ontwerpen geslingerd wordt: Spanje is de speelbal van Engeland. Hij is de speelbal van zijne eigene lusten en driften.