Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Sparen] SPAREN, z.n., o., des sparens, of van het sparen; zonder meerv. Een water, dat door Haarlem vliet: hoe begeerlijk het sparen stack na Aemstels kroon. Vond. Vorige Volgende