[Spaarder]
SPAARDER, z.n., m., des spaarders, of van den spaarder; meerv. spaarders. Elk manspersoon, die spaart: het is een zuinige spaarder. Na eenen spaarder komt een teerder, het gene iemand bespaart, verkwisten zijne erven dikwijls. Wegens het vrouwelijk geslacht bezigt men spaarster, en spaarstertje: die lieve spaarster heeft wederom iets bij een gegaard. Van sparen.