Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 527]
| |
snorken: ik hoorde, uit snork op snork, hoe vast hij sliep. Van snorken. |
|
[pagina 527]
| |
snorken: ik hoorde, uit snork op snork, hoe vast hij sliep. Van snorken. |
|