[Smeekeling]
SMEEKELING, z.n., m. en vr., des smeekelings, of van den smeekeling; en der, of van de smeekeling; meerv. smeekelingen. Een man, of eene vrouw, die ergens om smeekt: eene ootmoedige bede van zulk eene smeekeling wordt gewisselijk verhoord. Van smeeken.