[Smaragd]
SMARAGD, z.n., m., des smaragds, of van den smaragd; meerv. smaragden. Een edel gesteente, van eene min of meer donkere groene kleur: het eerste fondament was Jaspis - het vierde Smaragdus. Bijbelv. De vrolijcke smaragd heeft uit zijn' aert de macht, om zwindelinge in 't hooft en evel in te toomen. Vond. Van hier smaragden. Zamenstell.: bastaardsmaragd, moedersmaragd, enz.
Smaragd, fr. emeraude, eng. emerald, ital. smeraldo, lat. smaragdus, middeleeuw. lat. emeraldus, sp. esmeralda, gr. σμαζαγδος, komt van het arab. zamarut.