[Slavernij]
SLAVERNIJ, z.n., vr., der, of van de slavernij; zonder meerv. Eene slaafsche dienstbaarheid: hij heeft verscheidene jaren in slavernij doorgebragt. Het slaeuwe Europe 't hooft ter slavernije neight. Vond. Door onze trotsche weerpartij beroofd, vervoerd in slavernij. L.D.S.P. Evenveel welke zware en onaangename, of verderfelijke dienstbaarheid: ik begin die slavernij moede te worden. Verlossing van de slavernij der zonde. Van slaaf.