[Slangenoog]
SLANGENOOG, z.n., o., des slangenoogs, of van het slangenoog; meerv. slangenoogen. Van slang en oog. Anders ook slangenei. Een versteende tand van dezen of genen visch, te onregt voor een versteend slangenoog gehouden: de slangenoogen worden ook wel eens paddensteenen genoemd.