gemaakt buspoeder, als het aangestoken wordt: het bleef met die bombe bij het sissen, en er volgde geen slag op. Ook wordt het gebezigd van kleine kogels, die iemand voorbij de ooren vliegen, anders fluiten. Van hier gesis, sisser, sissing. Zamenstell.: toetsissen. Bijbelv. enz.
Sissen, oul. tsissen, hoogd. zischen, ital. sischare, gr. σιζειν, pool. ksijk, krain. shuisgam, deen. hvidske, angels. hiscean, eng. hiss, ontleent zijne beteekenis evenzeer van zijnen klank, als het lat. sibilare.