[Sineesch]
SINEESCH, bijv. n. en bijw.; zonder trappen van vergrooting. Dat tot sina behoort, of daarvan afkomstig is, anders sinaasch; doch sineesch is meest in gebruik: sinesche kaneel. De sinesche taal, anders enkel het sineesch. Men vervaardigt, op last van den Franschen Keizer, een woordenboek van de sinesche taal.