[Schuimlooperij]
SCHUIMLOOPERIJ, z.n., vr., der, of van de schuimlooperij; zonder meerv. Het bedrijf van eenen schuimlooper: zijne schuimlooperij maakt hem alomme veracht. Anders tafelschuimerij. Van schuimlooper, en dit wederom van schuimloopen; waarover zie schuim.