[Schuifknoop]
SCHUIFKNOOP, z.n., m., des schuifknoops, of van den schuifknoop; meerv. schuifknoopen. Verkleinw. schuifknoopje. Van schuiven en knoop. Een knoop, waardoor de enden der geknoopte koord derwijze henen schuiven, dat, zij eenen strik vormen: leg er slechts eenen schuifknoop op.