[Schrikkeljaar]
SCHRIKKELJAAR, z.n., m., des schrikkeljaars, of van het schrikkeljaar; meerv. schrikkeljaren. Van jaar en schrikken, springen. Zie schrikken. In het eng. leapyear, springjaar. Het jaar, dat aan het einde van de maand Februarij, die men dan schrikkelmaand noemt, eenen dag, die den naam van schrikkeldag voert, verspringt, of eenen dag meer krijgt,