[Schrift]
SCHRIFT, z.n., vr., der, of van de schrift; zonder meerv. De gezamenlijke Bijbelboeken: een gedeelte der heilige schrift. Vond. Ettelijke plaatsen der heilige schrift. Hooft. In navolging van het hoogd., dat door de Lutherschen, die het onderzoek van de schrift hier te lande het eerste aanprezen, gesproken werd, of van eene bekende plaats van den Staten Bijbel, waar het is: alle de schrift is van Godt ingegeven, in plaats van: al het schrift, van God ingegeven, is ook nuttig, enz. Zamenstell.: schriftgeleerd, in de heilige schrift bedreven, schriftmatig, enz. De afkomst van dit woord is dezelfde, als die van het volgende.