Een hollandsche schelling. Een gestempelde schelling. Een engelsche schelling, elf stuivers holl. Koopmanschappen met eenen schelling op 't pond te bezwaren. Hooft. Zamenstell: bakerschelling, een van de grootste soort, welke men in den gemeenen burgerkring, aan eene Baker geeft, wanneer die het jonggeboren kind ter bezigtiging overreikt.
Het woord schijnt afkomstig van schellen, schallen, klinken, als eene schel klinkende munt, gelijk schelling bij de ouden ook klinkaard genoemd werd. Anderen leiden het af van 't hebr. שקל skel, of sekel, een gebruikelijke munt der Hebreeuwen.