[Schelfzee]
SCHELFZEE, z.n., vr., der, of van de schelfzee; het meerv. is niet in gebruik. Eene met riet, of biezen begroeide zee, de roode zee, of de arabische zeeboezem, dus genoemd van het oude schelf, bij Kil. schelffe, een bies, deen. sif, zweed. säf; in de vertaling van den Bijbel, voor meergras: het riet ende het schelf sullen verwelcken. Ende legerden hen aan de schelfzee. Bijbelv.