Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Schaduwen] SCHADUWEN, bed. w., gelijkvl. Ik schaduwde, heb geschaduwd. Van schaduw. In de teeken- en schilderkunst gebruikelijk. Schaduw in een schilderij of teekening maken: dat stuk is sterk geschaduwd. Zie beschaduwen. Vorige Volgende