[Salamander]
SALAMANDER, z.n., m., des salamanders, of van den salamander; meerv. salamanders. Een tweeslachtig viervoetig dier, tot het geslacht der hagedissen behoorende. Zamenst.: meer salamander, watersalamander; voorts: salamanderboom, een oostindische boom, dus genoemd, uit hoofde dat zijn dikke bast het vuur zeer lang kan wederstaan; gelijk men van ouds beuzelde, dat de salamander in het vuur kon leven. Het eerste gedeelte van 't gr. woord, waar uit het ontleed is (σαλα), beteekent water, vochtigheid.