[Salade]
SALADE, z.n., vr., der, of van de salade; het meerv. saladen kan van verscheidene soorten gebruikt worden. Alle spijs, die koud met olie en azijn gegeten wordt: haringsalade; en meer bepaald alle kruiden, die raauw op deze wijze gebruikt worden: kropsalade, latuwsalade, enz.
Salade, neders. slaat, slaut, eng. salad, fr. salade, boh. salat. De naaste afstamming is van het ital. salata, insalata, hetwelk gezouten beteekent, en waarbij het woord herba ondersteld wordt. Zulke spijzen heetten bij Columella reeds salgama. Intusschen kan dit ital. salata nog wel uit het oosten afkomstig zijn, dewijl in de Albanische, Wallachische en Perzische talen salata eene als salade toebereide spijs beteekent.