[Sabel]
SABEL, z.n., m., des sabels of van den sabel, meerv. sabels. Een zogend dier, behoorende tot het geslacht der wezels. De fraaiste zijn die, welke donkere, zwart bruine vellen hebben, en in Siberie gevonden worden. Het bewoont de digte bosschen van de noordelijke deelen der aarde. Een van het vel van dit dier gemaakt halsdeksel der vrouwen, draagt insgelijks dezen naam: ik deed mijn' sabel om. Van hier worden alle andere, van welk bont ook vervaardigde, halsdeksels der vrouwen, sabels genoemd. Sabel, hoogd. zobel, eng. sable, fr. zibelline, ital. zibellino.