[Rosbeijer]
ROSBEIJER, z.n., m., des rosbeijers, of van den rosbeijer; meerv. rosbeijers Eigenlijk rosbaijaard, het paard der vierheemskinderen, dat den naam van baijaard voerde. Overdragtelijk, een wild schepsel: het is een regte rosverbeijer. Wat hebt gij rosbeijers van kinderen!