[Rondte]
RONDTE, z.n., vr., der, of van de rondte; meerv. rondten. Een woord van denzelfden aard, als breedte, lengte, regtte, enz. Het ronde van een ding: de rondte der wereld. In 's werelds wijde rondde. D. Deck. Het dorp ligt in de rondte, heeft eene ronde gedaante. Binnen de rondte der stad, hinnen haren omtrek. Dit woord is, even als eenige vorige, van rond afkomstig; zie derhalve verder rond.