[Rompelig]
ROMPELIG, bijv. n., en bijw., rompeliger, rompeligst. Oneffen, hobbelig: wat is het ijs rompelig. Van rompelen, hetzelfde als rimpelen, en dat van rompel, bij Kil., het welk door hem nevens rompe wordt geplaatst, dat bij hem ook eenen rimpel aanduidt. Zie rimpel, rimpelen.