Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 220]
| |
meerv. Eigenlijk, de daad van roepen. In het gebruik, een luid gerucht: er gaat een slechte roep van hem uit. De roep gaat, dat Dantzig over is Den gemeenen roep volgen. Oud. Roep, hoogd. ruf, Notk. ruoft, is afkomstig van het volgende: |
|