[Ringen]
RINGEN, veroud. w., gelijkvl. Ik ringde, heb geringd. Insluiten, bepalen, doch buiten zamenstell. niet meer in gebruik. Van hier omringen. Van ring. In de gemeenzame verkeering wordt ringen ook als een onzijd. w. gebezigd, voor eenen ring, of ringen, dragen: zij ringt niet aardig.