[Rikkekikken]
RIKKEKIKKEN, onz. w., gelijkvl. Ik rikkekikte, heb gerikkekikt. Klank nabootsend woord, ontleend van het geluid der kikvorschen: hoor de kikvorschen eens rikkekikken. P.H. Bakker bezigt rikkikkikken:
Zelfs verheft de vuile kikvorsch 't groene hoofd, en wrokt en wroet,
Rept en roert den raeuwen gorgel, rikkikkikt ter veenplasse uit.