Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S(1807-1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Reinvaar] REINVAAR, reinvaren, z.n., vr., der, of van de reinvaar; zonder meerv. Wormkruid, als waardoor de ingewanden van wormen gereinigd of gezuiverd worden: gemeene reinvaar. Moskovische, Oostersche en Afrikaansche reinvaar, witte reinvaar enz. Vorige Volgende