[Regtsch]
REGTSCH, bijv. naamw. Dat tot de regter zijde, of de regter hand behoort. In het gebruik, het tegenoverstaande van linksch: zijt gij linksch? Neen, ik ben regtsch, ik bedien mij tot al, waartoe ik slechts eene hand noodig heb, gemeenlijk van de regter hand.