der hangt; het welk schijnt door het woord slink aangeduid te worden. Het woord regter, zeggen wij hier, beteekent, als het bij hand gevoegd wordt, regtuit gestrekt: zie daar mijne regter hand en trouw: Voorts bezigt men het wegens al, wat aan dien kant des ligchaams is, waar zich de regter hand bevindt: zet den regter voet vooruit. Hij draagt zijn zwaard aan de regter zijde. Soo wie u op de rechter wange slaet. Bybelv. Ende hieuw hem sijn rechter oore af. Bybelv. Daar men nu aan een gebouw, een leger, en meer andere dingen, een front, voorhoofd, of aangezigt, toeschrijft, geeft men daaraan ook regter en slinker zijden, of vleugels: de regter vleugel van dat paleis is vrij bouwvallig. De regter vleugel dreef 's vijands linker vleugel uit Frietland. Even figuurlijk noemt men iemands voornaamsten helper en steun zijne regter hand. Gods regter hand is zijne almagt: dan
velt uw rechtehand, hun schrik, hen neder in een oogenblik. L.D.S.P. ô Heere! uwe rechterhand is verheerlickt geworden in macht! Uwe rechterhand ô Heere! heeft den vijant verbroken! Bybelv. Aan Gods regterhand zitten, is de opperste magt naast hem bekleeden, omdat de Koningen oudtijds de aanzienlijkste van hunne onderdanen aan hunne regter hand plaatsten; gelijk als wij nopens Salomo lezen: daerna sat hij op sijnen throon, ende dede eenen stoel voor de moeder des Koninghs setten, ende sij sat aen sijne rechterhant. Onder ons is: iemand de regter hand geven, soms evenveel als: hem aan de hooger hand plaatsen. Bij andere volken is de regter hand wederom de lager hand. Eindelijk merken wij nog aan, dat sommigen regter, bij hand, en meer andere woorden gevoegd, tot een woord laten zamensmelten, gelijk ook linker en slinker.