[Regeleren]
REGELEREN, bedr. w., gelijkvl. Ik regeleerde, heb geregeleerd. Bij Kil. regheleren. Oulings regte lijnen langs een lineaal trekken. Hedendaags, evenveel als regelen: regeleer u daarnaar. Hij heeft alles uitnemend wel geregeleerd. Van hier regelering, geregeleerd, ongeregeleerd, ongeregeleerdheid, enz. Dit bastaardstaartig woord is van het fr. regler ontleend. Hieruit blijkt, hoe averegts velen in plaats daarvan reguleren schrijven.