[Reetrekker]
REETREKKER, z.n., m., des reetrekkers, of van den reetrekker; meerv. reetrekkers. Een metselaar, of timmerman, die aangesteld is, om de afscheiding van naast elkander staande gebouwen aan te wijzen. Misschien is het voor reentrekker, van het oude reen, een paal, afscheiding, waarvan nog reengrippen, die tusschen de landerijen ter afscheiding gedolven worden. Zoo was reenboom, een scheidboom, en reengenoot, een buurman op het veld.